“Alles komt, alles gaat, alles vloeit en aan het eind van de rivier, waar hij zich als watervallen honderden meters in de diepte stort, is alles weg en voorbij, alles wat ademt stort mee in de afgrond, om voorgoed te verzinken in de nergens eindigende stille zee, daar is nooit iemand uit teruggekeerd.
Al dat gejankt bij begrafenissen, dacht ik opeens, -men zou integendeel moeten juichen, zingen en verheugd zijn voor de dode, eindelijk verloste en toegelaten, naar men ongerijmd beweert, tot hogere intelligentiën.”
Jeroen Brouwers, uit BDE, 2011