Het is feest in het slot van koning Arthur. Alle ridders hebben veel plezier. Ze drinken, dansen en lachen hun tanden bloot. Ze kennen hun wereld en denken alles onder controle te hebben.
Tot er plots uit het niets een Groene Ridder -groen lijf met groene baard en groene kleren op een groen paard- de feestzaal binnengereden komt en hen een bizar spel voorstelt:
“Het heet En volgend jaar uw kop en het gaat zo: iemand van jullie hakt mijn kop af, hier en nu, en geeft mij daarmee het recht om op mijn beurt zijn kop af te hakken over precies één jaar en één dag.”
Een spel dat hij niet kan verliezen denkt Gawain en hakt de kop van de Groene af tot groot jolijt van de andere ridders.
Maar de Groene Ridder staat op, neemt zijn kop onder de arm en zegt terwijl hij op zijn paard springt: “Tot volgend jaar Ridder Gawain, ik zie u bij de Groene Kapel!”.
Gebonden aan zijn ridderwoord van eer blijkt dit absurde spel het begin te zijn van een queeste die alle zekerheden van Gawain op losse schroeven zet en niet alleen zijn identiteit maar zelfs de zin van zijn bestaan tot in de kern raakt.