‘Geluiden. Stemmen. Gerucht. In de verte liederen: mijn meisje gaf mij een zakdoek met zoompjes van tranen…Falsetstemmen. Alsof het vrouwen waren die zongen. Gelach.’
‘Midden op een dorpsplein. Het gebeier begon met de grote klok. Daarna volgden de andere. Het gebeier duurde langer dan anders. Een naburige kerk valt in, andere kerken volgen. Het werd een grote rouwgalm. Een kakofonie van klokken. De mensen moesten schreeuwen om zich verstaanbaar te maken. Sommige klokken barsten en klinken schor. Niemand wist waar ze vandaan kwamen, maar op een gegeven moment waren er circusartiesten.’
fragmenten uit Pedro Paramo van Juan Rulfo